Het kwaad dat over ons gekomen is, staat al beschreven in de wet van Mozes, en toch hebben wij de HEER, onze God, niet gunstig gestemd door afstand te nemen van onze overtredingen en Uw waarheid in acht te nemen. Welbewust bracht de HEER onheil over ons, want de HEER, onze God, is rechtvaardig in alles wat Hij doet, maar wij hebben niet naar Hem geluisterd. Nu dan, Heer, onze God, die Uw volk met krachtige hand uit Egypte hebt weggeleid en daarmee Uw naam hebt gevestigd tot op deze dag – wij hebben gezondigd, wij hebben ons misdragen. Heer, U bent rechtvaardig, bevrijd toch Uw stad Jeruzalem, Uw heilige berg, van Uw hevige toorn; want om onze zonden en om de overtredingen van onze voorouders worden Jeruzalem en Uw volk te schande gemaakt bij alle volken om ons heen. Luister daarom, onze God, naar het gebed en de smeekbeden van Uw dienaar en zie Uw verwoeste heiligdom met mededogen aan, ook omwille van Uzelf. Geef, mijn God, gehoor aan ons en luister naar ons; open Uw ogen en zie de verwoesting van de stad waaraan Uw naam verbonden is. Niet omdat wij rechtvaardig zouden hebben gehandeld leggen wij onze smeekbeden aan U voor, maar omdat Uw barmhartigheid groot is. Heer, luister naar ons! Heer, vergeef ons! Heer, verhoor ons gebed! Wacht niet langer en grijp in, mijn God, ook omwille van Uzelf, want Uw naam is verbonden aan Uw stad en aan Uw volk.’
Terwijl ik nog sprak en bad, mijn zonde en de zonde van mijn volk Israël beleed, en mijn smeekbede omwille van de heilige berg van mijn God richtte tot de HEER, mijn God, terwijl ik mijn gebed nog uitsprak, vloog de man Gabriël, die ik eerder in het visioen had gezien, snel naar mij toe. Het was de tijd van het avondoffer.